Voedingsmiddelen | IJsbergsla, garnalen, rauwe oesters, drink- en oppervlaktewater |
Eigenschappen | Shigella is in staat de epitheelcellen van de darm binnen te dringen, hierin te overleven en zich te vermenigvuldigen. Enkele stammen van de bacterie zijn in staat om toxinen te vormen. |
Frequentie | Laag tot zeer laag (In Westerse landen) |
Ernst | Hoog tot zeer hoog |
Beheersing gevaar | Pasteurisatie |
Preventieve maatregelen | Goede hygiëne betrachten en mensen met ziektesymptomen uit productielocatie weren. |
Ziektebeeld | Acute koorts, hoofdpijn, buikkrampen en waterdunne diarree gevolgd door slijmerige diarree met bloed. |
Algemeen
Dysenterie, de benaming van de ziekte veroorzaakt door o.a. Shigella, is al heel lang bekend: de term dysenterie werd al gebruikt door Hippocrates. Pas sinds het einde van de 19e eeuw is men in staat onderscheid te maken tussen bacillaire dysenterie (Shigella in 1906) en amoebendysenterie (Entamoeba histolytica in 1875). De besmetting met Shigella verloopt fecaal-oraal. De bron is uiteindelijk altijd de mens, maar besmetting kan verlopen via bijvoorbeeld voedsel of water dat door een geïnfecteerd persoon is besmet of via voorwerpen (toilet!). Ook kunnen vliegen de bacterie helpen verspreiden.Origine van Shigella
Shigella kan worden geïdentificeerd in water, dat gecontamineerd is met menselijke feces. Er zijn vier soorten Shigella te onderscheiden:- Shigella dysenteria (12 serotypen)
- Shigella flexneri (8 serotypen)
- Shigella boydii (18 serotypen)
- Shigella sonnei (1 serotype).
S. dysenteria en S. boydii worden in Nederland (en andere westerse landen) veel minder vaak geïsoleerd dan de beide andere soorten, en dan vrijwel alleen in geval van geïmporteerde besmettingen afkomstig uit de (sub) tropen. I
In westerse landen kunnen shigellae echter hun weg vinden naar water- en voedselbronnen en dan grote of kleinere explosies veroorzaken. De lijst van gedocumenteerde bronnen en omstandigheden waaronder besmetting tot stand kwam is lang en groeit nog steeds. Voorbeelden hiervan zijn ijsbergsla, garnalen, soep, aardappelsalade, rauwe oesters, drinkwater en oppervlaktewater. In levensmiddelen in Westerse landen speelt vooral S. sonnei een belangrijke rol.
In de gepubliceerde explosies met besmetting van mens op mens was er (onder andere) sprake van een of meer van de volgende risicofactoren:
onvoldoende hygiënebesef; | |
kwantitatief en/of kwalitatief onvoldoende sanitaire voorzieningen (festivals e.d.); | |
voedselbereiding voor grotere groepen onder slecht hygiënische omstandigheden. |
Ziektebeelden
Toxinen | Shigatoxine 1 en 2 en een aantal enterotoxinen, lokale endotoxineproductie. |
MID | > 10 cellen. |
Incubatietijd | 1 tot 3 dagen met een uitloop naar 7 dagen |
Symptomen | Acute koorts, hoofdpijn en buikkrampen, gevolgd dor waterdunne diarree in de ‘dunne-darmfase’. Daarna slijmerige diarree vaak met bloed in de ‘dikke-darmfase’. |
Duur | 5-10 dagen. In de meeste gevallen treedt spontaan herstel op. |
Mortaliteit | 10-15% |
Complicaties | In zeldzame gevallen kan HUS (hemolytischuremisch syndroom) ontstaan. Een bijzondere complicatie wordt gevormd dor het syndroom van Reiter. Dit treedt enkele weken na besmetting op en gaat gepaard met heftige pijnklachten, die weken tot maanden aan kunnen houden. |
Risicogroepen | Alle consumenten zijn vatbaar voor infectie. Ouderen, jonge kinderen, gehandicapten en mensen met een verzwakte weerstand ontwikkelen in de meeste gevallen echter de zwaarste symptomen. |